In vorige nieuwsbrieven (lees: NB 01 /2019 en NB 03/2020) werd reeds uitgebreid over de voordelen van een zorgvolmacht geschreven. Maar wat kan u doen in geval van misbruik van de zorgvolmacht door de lasthebber?
Zorgvolmacht
De zorgvolmacht is een vorm van buitengerechtelijke bescherming waarbij u als lastgever zelf bepaalt wie namens u als uw lasthebber uw vermogen mag beheren en beslissingen over uw persoon mag nemen, indien u onbekwaam zou worden om zelf nog beslissingen te nemen.
Indien u dit wenst, kunt u naast uw lasthebber eveneens een vertrouwenspersoon aanduiden. Deze vertrouwenspersoon beheert uw goederen niet, maar kan wel bemiddelen tussen u en uw lasthebber. Bovendien is deze vertrouwenspersoon meteen ook een toezichthouder. Merkt hij dat de lasthebber zijn taken niet naar behoren uitoefent, dan kan hij in uw belang de vrederechter raadplegen.
Wat bij misbruik?
Hoewel de zorgvolmacht in de meeste gevallen een adequaat beschermingsmechanisme is, blijkt helaas dat sommige lasthebbers de belangen van de lastgever niet behartigen zoals het hoort.
De zorgvolmacht is geen blanco cheque. Indien blijkt dat de lastgeving niet wordt uitgevoerd in het belang van de lastgever, kan iedere belanghebbende (bv. familielid, kennis, vertrouwenspersoon) zich tot de vrederechter wenden.
De vrederechter kan in dergelijke gevallen de lastgeving op verschillende manieren overrulen. De vrederechter kan de lastgeving behouden en er bepaalde voorwaarden aan verbinden (bv. een verplichting tot verslaggeving of een verplichting om voor bepaalde handelingen een machtigingsvereiste te voorzien). De vrederechter kan de lastgeving ook geheel of gedeeltelijk beëindigen en vervangen door een rechterlijke beschermingsmaatregel (indien de lastgever reeds onbekwaam is geworden). In dat geval kan de vrederechter rekening houden met een eerder afgelegde verklaring van voorkeur van bewindvoerder.
Dit bleek nogmaals uit een vonnis van het Vredegerecht van Izegem van 27 april 2021. In deze zaak had A in haar zorgvolmacht B aangeduid als haar lasthebber. A verbleef samen met haar echtgenoot in een woonzorgcentrum. De directeur van het woonzorgcentrum stelde vast dat de rusthuisfacturen niet betaald werden, dat B chaotisch en onsamenhangend overkwam en zelf vermogensproblemen had. De directeur vreesde dat B haar taak als lasthebber niet naar behoren uitvoerde waarna zij een verzoekschrift indiende tot aanstelling van een bewindvoerder.
Na analyse van de rekeninguittreksels bleek dat B de voorbije jaren systematisch inkomsten van A naar zichzelf had overgeschreven en gelden in cash had opgenomen. Ook bleek dat er onvoldoende middelen waren om de rusthuisfacturen nog langer te kunnen betalen. De vrederechter oordeelde dan ook dat B als lasthebber niet de belangen van A als lastgever had gediend en besloot om de lastgeving ten aanzien van A te beëindigen en te voorzien in een rechterlijke beschermingsmaatregel. Er werd een advocaat als bewindvoerder over de goederen aangesteld.