Het hof van beroep te Gent heeft in een arrest van 1 oktober 2019 een minder ruime invulling gegeven aan de algemene antimisbruikbepaling dan de rechtbank van eerste aanleg te Brugge. Aangezien een kapitaalvermindering (tot voor 1 januari 2018) belastingvrij kon verlopen door deze volledig aan te rekenen op het fiscaal gestort kapitaal, mag er volgens het hof niet besloten worden tot fiscaal misbruik enkel en alleen omdat de belastingplichtige gebruik maakt van deze mogelijkheid.
Feiten
Een holdingvennootschap werd in 1999 opgericht met een kapitaal van 50 miljoen euro, door inbreng van aandelen van bestaande vennootschappen. Deze holdingvennootschap besloot in 2013 (voor de vijfde keer in acht jaar tijd) tot een kapitaalvermindering, waardoor haar kapitaal verminderd werd tot 629.690 euro, wat neerkomt op amper 1,26% van haar oorspronkelijke kapitaal. De fiscus is van mening dat er hier sprake is van een "verkapte dividenduitkering" die - in tegenstelling tot een kapitaalvermindering - wel belastbaar is en aanleiding geeft tot het verschuldigd zijn van roerende voorheffing.
Rechtbank van eerste aanleg te Brugge
Zoals besproken in onze nieuwsbrief van mei 2018, werd de redenering van de fiscus gevolgd door de rechtbank van eerste aanleg te Brugge. De rechtbank was immers van mening dat de vennootschap door middel van een "volstrekt kunstmatige constructie die niet beantwoordt aan de economische werkelijkheid" had gekozen voor een belastingvrijstelling in strijd met de doelstellingen van de wet. Door de keuze voor de kapitaalvermindering plaatste de vennootschap zich buiten de belastbaarheid van dividenden en binnen de belastingvrijstelling van terugbetaling van werkelijk gestort kapitaal. Volgens de rechtbank was de doelstelling van de wetgever om de vrijstelling enkel te laten gelden voor verminderingen van kapitaal dat (economisch) niet afkomstig is van gerealiseerde winsten, voldoende duidelijk. Deze doelstelling werd in dit geval duidelijk gefrustreerd.
Hof van beroep te Gent
De toepassing van de antimisbruikbepaling zoals opgenomen in artikel 344, § 1 WIB 1992 is in deze zaak volgens het hof van beroep te Gent niet mogelijk. Ten eerste wordt aangehaald dat er enkel sprake kan zijn van fiscaal misbruik wanneer de doelstellingen van het "misbruikte" wetsartikel "op voldoende duidelijke wijze blijken uit de wet". Het hof stelt vast dat de vermeende doelstelling niet blijkt uit de wettekst, noch uit de parlementaire voorbereiding en aldus niet wordt aangetoond. Het (oude) artikel 18, eerste alinea, 2° WIB 1992 liet daarentegen expliciet toe om kapitaalverminderingen onder bepaalde voorwaarden volledig belastingvrij te laten verlopen. Anders gezegd: het is met toestemming van de wetgever dat de belastingplichtige van deze mogelijkheid gebruik kan maken.
Verder hecht het hof ook veel belang aan de praktijken die gewoonlijk gangbaar waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van het gefrustreerde artikel. Het hof verwijst daarbij naar de parlementaire voorbereiding van de wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting in 2017, en meer bepaald naar de invoering van de pro-rata-toerekening op de reserves bij een kapitaalvermindering. Hieruit blijkt volgens het hof duidelijk dat er voordien geen beperkingen waren op de kapitaalverminderingen die werden toegerekend op het fiscaal gestort kapitaal.
Keuze voor de minst belaste weg
Het bestaan van de antimisbruikbepaling die is opgenomen in artikel 344 WIB 1992 neemt niet weg dat de belastingplichtige nog altijd mag kiezen voor de minst belaste weg. Dat werd overigens ook uitdrukkelijk bevestigd door de wetgever bij de invoering van deze bepaling.
Hoewel deze uitspraak zeker niet het einde van de antimisbruikbepaling betekent, heeft het hof van beroep te Gent het toepassingsgebied ervan in elk geval beperkt.