VVPRbis (‘verlaagde voorheffing / précompte réduit’) is een gunstregeling die voorziet in een verlaagd tarief van de roerende voorheffing. Deze regeling laat toe dividenden van aandelen te ontvangen tegen een tarief van 15% (of 20%) in plaats van het gewone tarief van 30%. De rulingdienst heeft recent bevestigd dat het voordeel van deze regeling niet verloren gaat door de inbreng van aandelen in een burgerlijke maatschap.
VVPRbis in het kort
Het tarief van de Belgische roerende voorheffing is de laatste jaren fors toegenomen. Sinds 1 januari 2017 bedraagt het tarief 30%, met uitzondering van enkele verlaagde tarieven. Zo voorziet de VVPRbis-gunstregeling in een verlaagd tarief van 15% (of 20%) op dividenden. De VVPRbis-regeling is echter wel gekoppeld aan strikte voorwaarden, waarvan de belangrijkste hieronder kort worden opgesomd.
Vooreerst is de VVPRbis-regeling slechts van toepassing op dividenden van een KMO. Grote vennootschappen vallen dus uit de boot. Voorts moet men de aandelen in deze KMO verworven hebben naar aanleiding van een inbreng in geld. De inbreng mag bovendien pas vanaf 1 juni 2013 hebben plaatsgevonden. De aandelen verworven naar aanleiding van deze inbreng moeten op naam worden uitgegeven.
Wellicht de belangrijkste voorwaarde is tot slot het ‘ononderbroken behoud van de aandelen in volle eigendom’. De belastingplichtige moet op elk moment vanaf de inbreng steeds volle eigenaar zijn en blijven. De wet voorziet weliswaar in een aantal uitzonderingen op deze voorwaarde. De overdracht van aandelen, in rechte lijn of aan partners, ingevolge een erfopvolging of schenking, blijft bijvoorbeeld mogelijk onder de VVPRbis-regeling.
Wanneer aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, geniet de belastingplichtige een verlaagd tarief van 15% roerende voorheffing op elke dividenduitkering die plaatsvindt vanaf het derde boekjaar na dat van de inbreng. Indien er al in het tweede boekjaar na dat van de inbreng een dividenduitkering plaatsvindt, bedraagt het tarief 20%.
Aandelen aangehouden middels een burgerlijke maatschap
De rulingdienst diende zich uit te spreken over de voorwaarde van een ononderbroken behoud in de context van een inbreng van aandelen van een KMO in een burgerlijke maatschap. Is er in dergelijk geval nog sprake van een ononderbroken behoud, of vindt er daarentegen een - voor VVPRbis niet toegelaten - eigendomsoverdracht plaats naar aanleiding van de inbreng in de maatschap?
Om een antwoord op deze vraag te kunnen formuleren, is het belangrijk om even stil te staan bij de juridische kenmerken van de burgerlijke maatschap. De maatschap is een vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid. Ze wordt fiscaal transparant behandeld en heeft geen afgescheiden vermogen. De inkomsten van de maatschap worden belast in hoofde van elke maat afzonderlijk. De goederen die worden ingebracht in een burgerlijke maatschap, zoals bijvoorbeeld aandelen, worden niet aangehouden door de maatschap zelf, maar door de maten in een bijzondere vorm van mede-eigendom.
Met bovengenoemde kenmerken in het achterhoofd, kan men argumenteren dat er geen sprake is van een eigendomsoverdracht bij de inbreng van aandelen in een burgerlijke maatschap. De maatschap is immers een transparante entiteit. Ook de rulingdienst kwam in haar recente ruling tot hetzelfde besluit. De inbreng van aandelen in een maatschap valt niet gelijk te stellen met een eigendomsoverdracht. Bijgevolg voldoen deze aandelen nog steeds aan de voorwaarde van het ononderbroken behoud en kunnen ze in aanmerking komen voor de VVPRbis-regeling. Meer nog, ook wanneer de burgerlijke maatschap later een kapitaalverhoging doorvoert bij de betrokken KMO, zullen de naar aanleiding van deze kapitaalverhoging nieuw gecreëerde aandelen volgens de rulingdienst principieel in aanmerking komen voor het verlaagd tarief inzake roerende voorheffing. Het is dus perfect mogelijk het fiscaal gunstige VVPRbis-stelsel te combineren met een burgerlijke maatschap als controlemechanisme, wat een duidelijk dubbel voordeel kan bieden voor de belastingplichtige.
Enige voorzichtigheid blijft echter geboden bij dergelijke planning. Hoewel de rulingdienst in deze zaak positief heeft geoordeeld, hecht ze in haar beslissing groot belang aan de achterliggende feitelijke situatie. Alle aandelen van de KMO werden ingebracht in de maatschap en de aandelenverhouding in de maatschap was identiek aan deze van de KMO. De aanvragers van de ruling blijven na de inbreng in een maatschap ook nog steeds zelf vermeld in het aandeelhoudersregister van de KMO, mits de toevoeging ‘toegewezen aan de burgerlijke maatschap’. De statuten van de maatschap bepalen daarnaast dat, bij uittreding, aan elke aandeelhouder exact deze aandelen van de KMO zullen worden toebedeeld die hij initieel heeft ingebracht.
Conclusie
De burgerlijke maatschap biedt ruime mogelijkheden om een successieplanning tot stand te brengen, waarbij men zelf de controle kan behouden van de ingebrachte activa. Dat maakt deze structuur uiterst geschikt om aandelen aan te houden van familiale en andere vennootschappen. Door het principe van de fiscale transparantie kan men bovendien blijven genieten van het verlaagd tarief voor VVPRbis-aandelen. Aldus een dubbele win voor de belastingplichtige.
De beslissing van de rulingdienst lijkt op het eerste gezicht niet zo baanbrekend – de rulingdienst steunt in se louter op het principe van de fiscale transparantie - maar het is uiteraard een positieve zaak dat de ruling uitdrukkelijk de toepasbaarheid van de VVPRbis-gunstregeling bevestigt. Uit deze beslissing blijkt verder dat de rulingdienst daarbij het nodige belang hecht aan het feit dat de initiële aandeelhouders vermeld blijven in het aandeelhoudersregister en in het verlengde daarvan, aan alle andere feiten waaruit duidelijk wordt dat het niet zozeer om een eigendomsoverdracht, maar eerder om een aanwijzing van eigendom gaat.