In een recente voorafgaande beslissing neemt de Vlaamse Belastingdienst een duidelijk standpunt in over de Belgische private stichting. Meer bepaald wordt de gunstige fiscale behandeling van een schenking en een legaat aan een private stichting alsook uitkeringen door een private stichting in het kader van schenk- en erfbelasting uitdrukkelijk bevestigd (voorafgaande beslissing nr. 17040 van 27 november 2017).
De Belgische private stichting
De Belgische private stichting is een entiteit met rechtspersoonlijkheid, die zowel tijdens het leven als bij testament notarieel kan worden opgericht ter behartiging van een belangeloos doel. Zo kan een private stichting onder meer worden opgericht met als doel het beheer van een kunstcollectie, de behartiging van de belangen van een mindervalide kind of van de familie, de bescherming van het familiaal patrimonium. Bij de oprichting is geen minimumkapitaal vereist. Na de oprichting kunnen de werkingsmiddelen van de private stichting verhoogd worden door een schenking, een legaat of op een andere wijze.
Het bestuur van een private stichting is in handen van een college van minstens drie bestuurders, dat de private stichting op discretionaire wijze bestuurt binnen haar statutaire doel. De stichter en de bestuurders mogen zelf geen stoffelijk voordeel genieten uit de private stichting. Anderen mogen dit wel, op voorwaarde dat dit kadert binnen de verwezenlijking van het doel van de stichting.
Schenkingen en legaten aan een private stichting
Voor schenkingen en legaten aan een Belgische private stichting had de federale fiscale administratie in het verleden reeds gesteld dat de wettelijk voorziene verlaagde tarieven van toepassing zijn. De Vlaamse Belastingdienst heeft dit standpunt nu bevestigd: het tarief in de schenkbelasting bedraagt 5,5% en het tarief in de erfbelasting 8,5%.
Uitkeringen door een private stichting
Vroeger was de federale fiscale administratie van mening dat op uitkeringen uit een private stichting, zelfs binnen het kader van haar belangeloos doel, successierechten verschuldigd waren. De administratie baseerde zich hiervoor op een fiscale fictiebepaling die stelt dat bedingen ten behoeve van een derde worden belast in de nalatenschap van degene die het voordeel heeft bedongen. Een beding ten behoeve van een derde is een beding in een contract waarbij de ene partij tegenover de andere de verbintenis aangaat een prestatie uit te voeren ten voordele van een derde die geen partij is bij het contract. Uitkeringen door een private stichting werden door de administratie beschouwd als het gevolg van een beding ten behoeve van de begunstigde van de uitkering, zodat deze begunstigde op het uitgekeerde bedrag successierechten verschuldigd was in de nalatenschap van de stichter(s).
In recentere beslissingen heeft de federale fiscale administratie dit standpunt in belangrijke mate genuanceerd: indien het bestuur van de private stichting op volstrekt discretionaire wijze beslissingen neemt over de aanwending van het vermogen van de stichting binnen haar statutair belangeloos doel, is er geen sprake van een beding ten behoeve van een derde. Het is dan immers het bestuur dat beslist tot uitkering, zodat er geenszins sprake is van een contract waarin de private stichting zich tot uitkering heeft verbonden.
In juni 2016 zorgde een voorafgaande beslissing van de Vlaamse Belastingdienst echter opnieuw voor onzekerheid. In deze beslissing werd gesteld dat een uitkering door een Liechtensteinse Stiftung (een buitenlandse entiteit die grote gelijkenissen vertoont met de Belgische private stichting), waarin op discretionaire wijze werd beslist welke sommen werden uitgekeerd, wanneer deze werden uitgekeerd en in welke verhouding, toch belastbaar was in de erfbelasting bij overlijden van de economische oprichter van de Stiftung. De economische oprichter van de Stiftung had blijkbaar een huishoudelijk reglement opgemaakt waarin hij bepaalde instructies had gegeven over de uitkeringen door de Stiftung. Hoewel het bestaan van deze instructies de voornaamste reden leek te zijn om tot belastbaarheid te besluiten, stond dit niet met zoveel woorden in de beslissing te lezen. Betekende dit dat ook uitkeringen door een Belgische private stichting steeds belastbaar zijn?
Gelukkig heeft de Vlaamse Belastingdienst inmiddels een duidelijk standpunt ingenomen. Een man wilde een Belgische private stichting oprichten met als belangeloos doel de bescherming en verzorging van zijn dochter, die niet in staat was zelf haar belangen te behartigen. De Vlaamse Belastingdienst besliste dat uitkeringen door de private stichting binnen de verwezenlijking van het belangeloos doel niet onderworpen zullen zijn aan erf- of schenkbelasting, voor zover deze beslissingen tot uitkering steeds discretionair door het bestuur worden genomen.
Hoewel een voorafgaande beslissing slechts geldt voor een specifiek geval, valt te verwachten dat de Vlaamse Belastingdienst dit standpunt ook in andere dossiers zal hanteren.
Het zal dus van groot belang zijn om bij de redactie van de statuten van een private stichting duidelijk te voorzien dat het bestuur van de private stichting over discretionaire bevoegdheden beschikt om het vermogen van de stichting uit te keren binnen de verwezenlijking van het belangeloos doel, én dat dit doel voldoende ruim wordt geformuleerd. Enkel zo kan vermeden worden dat latere uitkeringen belast worden.