Er is niets zo zuur als belastingen te moeten betalen op goederen die u eerder zelf heeft geschonken. Wanneer één van uw afstammelingen overlijdt en u als (groot)ouder van uw (klein)kind erft, zult u normaal gezien erfbelasting moeten betalen, eventueel zelfs op de goederen die u zelf schonk. Om aan deze onbillijkheid tegemoet te komen, bestaat er een bepaling in de Vlaamse Codex Fiscaliteit die deze “terugkeer” onbelast laat gebeuren. De voorwaarden zijn echter streng.
Wettelijke terugkeer
Het Burgerlijk Wetboek voorziet in een wettelijke terugkeer van geschonken goederen aan een begiftigde die zonder afstammelingen is overleden. De terugkeer heeft tot gevolg dat verwanten in de opgaande lijn (ouders, grootouders, …) de goederen zullen erven die door hen werden geschonken aan hun afstammelingen die zelf overleden zijn zonder afstammelingen (artikel 4.24 BW – oud artikel 747 oud BW). Een belangrijke voorwaarde daartoe is wel dat de goederen nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap. Indien ze werden verkocht, dan geldt de wettelijke terugkeer op de prijs, voor zover er nog geen vermenging met het eigen vermogen van de begiftigde heeft plaatsgevonden.
De wettelijke terugkeer zal, als alle voorwaarden vervuld zijn, overigens ook slechts uitwerking krijgen als de begiftigde zonder testament is overleden.
Conventionele terugkeer
Naast de wettelijke terugkeer bestaat ook de conventionele terugkeer. Bij conventionele terugkeer is de terugkeer van de geschonken goederen bij vóóroverlijden van de begiftigde als last van de schenking bedongen door de schenker.
In tegenstelling tot de wettelijke terugkeer is het hierbij mogelijk om de toepassingsgevallen sterk te verruimen. Zo heeft de conventionele terugkeer allereerst tot gevolg dat zij zal plaatsvinden, ongeacht of de begiftigde een testament heeft opgemaakt of niet.
Verder is het ook mogelijk om te voorzien dat de conventionele terugkeer uitwerking zal krijgen, ongeacht of de begiftigde al dan niet afstammelingen heeft nagelaten. Er kan ook uitdrukkelijk worden voorzien dat de terugkeer van toepassing zal zijn op alle goederen die in de plaats van het geschonken vermogen komen ingevolge zaakvervanging, subrogatie, belegging of wederbelegging.
Tot slot kan een beding van conventionele terugkeer ook op optionele wijze worden bedongen. De schenker heeft dan het recht om, als hij dat wenst, de geschonken goederen bij vóóroverlijden van de begiftigde te laten terugkeren. Dergelijk optioneel recht heeft tot voordeel dat de schenker zijn keuze kan maken in functie van de omstandigheden op dat moment, rekening houdende met alle burgerrechtelijke en fiscale belangen.
Nauwkeurige redactie
Het is van belang dat een beding van conventionele terugkeer op nauwkeurige wijze wordt opgenomen in de schenkingsakte of in de onderhandse bewijsdocumenten ingeval van hand- of bankgift.
Juridisch-technisch komt een conventioneel beding van terugkeer (zowel optioneel als niet-optioneel) neer op een ontbindende voorwaarde van de schenking. Dit heeft tot gevolg dat wanneer de begiftigde overlijdt vóór de schenker, de schenking wordt ontbonden. De geschonken goederen moeten dan terugkeren naar de schenker.
Tot vóór 1 januari 2023 had dergelijke ontbindende voorwaarde terugwerkende kracht. Dit betekende dat de ontbinding terugwerkte tot op de dag van de schenking en de schenking werd geacht nooit te hebben bestaan, zodat er ook geen erfbelasting verschuldigd was. De goederen worden immers geacht nooit tot het vermogen van de erflater te hebben behoord.
Sinds 1 januari 2023 is het nieuwe verbintenissenrecht in werking getreden en heeft de ontbindende voorwaarde niet langer terugwerkende kracht. Dit betekent dat de ontbinding slechts voor de toekomst zal werken, namelijk vanaf het overlijden van de begiftigde, of ingeval van een optioneel beding van terugkeer, vanaf het uitoefenen van de optie door de schenker. Ingeval van een optioneel beding van terugkeer zal dit tot gevolg hebben dat de geschonken goederen toch worden geacht een tijdje tot het vermogen van de erflater te behoren, met alle fiscale gevolgen van dien.
Belastingvrij?
Een belangrijk aandachtspunt is de fiscaliteit van een terugkeer van geschonken goederen.
Artikel 2.7.6.0.4. Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat de waarden die een ascendent (i.e. verwant in de opgaande lijn) verkrijgt uit de nalatenschap van de erflater zijn vrijgesteld van erfbelasting, indien (1) de waarden destijds zelf door de ascendent zijn geschonken, (2) de waarden nog in natura of bij schuldvordering in de nalatenschap aanwezig zijn en (3) de erflater zonder afstammelingen is overleden. Deze drie voorwaarden dienen cumulatief voldaan te zijn en hebben dus tot gevolg dat de toepassing strikt is. In een arrest van het hof van beroep te Gent van 27 september 2022 stelde het hof evenwel dat de voorwaarde van in natura aanwezig zijn, de toepassing van de zakelijke subrogratie niet uitsluit. Het hof stelt vast dat indien de belastingplichtige effectief kan aantonen dat de geschonken goederen op traceerbare wijze vervangen werden en zich niet met het vermogen van de erflater hebben vermengd, artikel 2.7.6.0.4. Vlaamse Codex Fiscaliteit kan worden toegepast.
De niet-optionele conventionele terugkeer zal, aangezien ze werkt als een ontbindende voorwaarde, steeds belastingvrij gebeuren. De geschonken goederen keren immers ingevolge het overlijden van de begiftigde terug naar het vermogen van de schenker en worden geacht niet tot de nalatenschap te behoren.
De optionele conventionele terugkeer daarentegen geeft door het gewijzigde standpunt van de Vlaamse Belastingdienst eventueel wel aanleiding tot erfbelasting (standpunt nummer 16030, laatst gewijzigd d.d. 22 mei 2023). De Vlaamse Belastingdienst stelt daarover dat voor opengevallen nalatenschappen vanaf 1 januari 2023 de goederen die ingevolge een optioneel beding van terugkeer terugkeren naar het vermogen van de schenker wel degelijk deel uitmaken van de nalatenschap (i.e. tussen het overlijden en het uitoefenen van de optie) en dus aan erfbelasting zullen onderworpen zijn.
Het is aan te raden dat als last van de schenking wordt bepaald dat de schenking, naar keuze van de schenker, kan worden ontbonden bij vóóroverlijden van de begiftigde. Het is daarbij van belang om te voorzien dat de ontbinding met terugwerkende kracht zal gebeuren. Op die manier vermijdt men dat de terugkeer alsnog aanleiding geeft tot erfbelasting.