Een vennootschap die een villa in Knokke-Heist ter beschikking stelt aan een van haar bestuurders is van oordeel dat de kostenaftrek met betrekking tot lusthuizen, in tegenstelling tot de kostenaftrek met betrekking tot woningen, niet aan de voorwaarden van artikel 49 WIB 92 onderworpen is. De vennootschap voert een schending van het gelijkheidsbeginsel aan, maar vangt bot bij het Grondwettelijk Hof.
Terbeschikkingstelling van een villa in Knokke-Heist
Een vennootschap heeft enkele onroerende goederen in eigendom, waaronder een villa in Knokke-Heist. De villa wordt door de vennootschap ter beschikking gesteld aan een van haar bestuurders, die daarvoor in de personenbelasting belast wordt op een voordeel van alle aard.
De vennootschap heeft de kosten met betrekking tot de villa afgetrokken als beroepskosten, maar de fiscus verwerpt deze kosten. Voor het Hof van Beroep te Gent argumenteert de vennootschap dat de villa geen gewone woning, maar een "lusthuis" is. Een "lusthuis" in de zin van het Wetboek Inkomstenbelasting (WIB) is een onroerend goed "waarin leden van het personeel of van de organen van beheer, vertegenwoordigers, klanten, leveranciers, zakenrelaties, enz., individueel of in groep kunnen worden uitgenodigd om er te verblijven". Het gaat bijvoorbeeld om vakantiewoningen of recreatiecentra. Kosten met betrekking tot lusthuizen worden volgens artikel 53, 9°, in fine van het WIB 92 aangemerkt als beroepskosten, in zoverre de belastingplichtige bewijst dat deze kosten in de belastbare bezoldigingen van de begunstigde personeelsleden zijn begrepen. Aan deze voorwaarde werd voldaan, gezien de bestuurder in de personenbelasting werd belast op een voordeel van alle aard.
Het Hof van Beroep is echter van oordeel dat de kosten die de vennootschap heeft gemaakt met betrekking tot de villa in Knokke-Heist niet gemaakt zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden, zodat niet voldaan is aan de intentionaliteitsvoorwaarde die vervat ligt in artikel 49 WIB 92 (het aspect van de intentionaliteitsvoorwaarde kwam reeds eerder aan bod in onze nieuwsbrief van november 2018). Beroepskosten kunnen volgens het Hof dan ook niet worden afgetrokken. De villa dient louter voor bewoning van een van de bestuurders van de vennootschap en is bijgevolg geen lusthuis. Dat de betrokken bestuurder in de personenbelasting werd belast op een voordeel van alle aard, volstaat niet om tot de aftrekbaarheid van die kosten te besluiten. De vennootschap levert geen bewijs dat de villa kosteloos ter beschikking werd gesteld in ruil voor werkelijk door de betrokken bestuurder geleverde prestaties en verwijst hiermee impliciet naar de bezoldigingstheorie van het Hof van Cassatie.
Ongeoorloofde discriminatie tussen de aftrekvoorwaarden?
Hoewel het Hof van Beroep van oordeel is dat de desbetreffende villa geen lusthuis is en de voorwaarden van artikel 49 WIB 92 onverkort gelden, gaat het Hof wel gedeeltelijk mee in de redenering van de vennootschap.
De vennootschap beschouwt artikel 53, 9° WIB 92 als een op zichzelf staande bepaling en benadrukt dat deze uitgaven niet moeten voldoen aan de voorwaarden van artikel 49 WIB 92. Enkel de voorwaarde die in de bepaling zelf vervat ligt, namelijk dat de kosten aftrekbaar zijn wanneer zij in de bezoldigingen van de begunstigde personeelsleden zijn begrepen, geldt.
Het Hof van Beroep verzoekt het Grondwettelijk Hof om zich uit te spreken of het onderscheid tussen de aftrekbaarheid van de kosten met betrekking tot lusthuizen zonder verdere voorwaarden en de aftrekbaarheid van kosten met betrekking tot andere woningen met de strengere aftrekvoorwaarden van artikel 49 WIB niet neerkomt op een ongeoorloofde discriminatie.
Grondwettelijk Hof zet de puntjes op de i
Volgens het Grondwettelijk Hof is er van discriminatie geen sprake, gezien de aftrekbaarheidsvoorwaarden van artikel 49 WIB 92 ook van toepassing zijn op de kosten met betrekking tot lusthuizen. Voor de aftrekbaarheid van de kosten met betrekking tot lusthuizen en voor privéwoningen gelden identiek dezelfde voorwaarden. In beide gevallen dient de belastingplichtige aan te tonen dat de toegekende voordelen, die deel uitmaken van de belastbare bezoldiging, beantwoorden aan werkelijk geleverde prestaties van de betrokken personeelsleden of bedrijfsleider verricht ten behoeve van de vennootschap.
Hoe pakt u dit best aan?
Of het nu een lusthuis of een gewone woning is die door de vennootschap kosteloos ter beschikking gesteld wordt aan haar bestuurders, het is en blijft noodzakelijk dat de vennootschap het nodige bewijs levert dat de ter beschikking gestelde woning of het ter beschikking gestelde lusthuis (bv. vakantieverblijf) deel uitmaakt van de verloningspolitiek van de vennootschap. Zo legt u dit het best contractueel vast, laat u de raad van bestuur hierover beslissen, stelt u loonfiches op, …
Hetzelfde geldt voor de intentionaliteitsvoorwaarde: voor de aankoop van een vakantieverblijf kan de vennootschap best een ‘business plan’ opstellen dat wordt opgenomen in een verslag van het bestuursorgaan.