Het niet aangeven van buitenlandse roerende inkomsten of het nalaten melding te maken van buitenlandse rekening(en) in de aangifte in de personenbelasting kan aanleiding geven tot supplementaire aanslagen, waarbij de fiscus meestal een belastingverhoging van 50% toepast. In een recent vonnis beslist de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen daar echter anders over en oordeelt dat - vooraleer men dergelijke belastingverhoging kan opleggen – er voldoende bewijs voorhanden moet zijn van bedrieglijk opzet in hoofde van de belastingplichtige (Rb. Antwerpen 3 mei 2021).

Feiten

De belastingplichtigen hadden in hun aangiften in de personenbelasting gedurende meerdere jaren geen melding gemaakt van het bestaan van buitenlandse rekeningen (in Duitsland en Nederland), noch van de roerende inkomsten op deze rekeningen. De automatische gegevensuitwisseling zorgde ervoor dat de Belgische belastingadministratie hierover de nodige inlichtingen in handen kreeg van de Duitse en Nederlandse fiscus. In navolging daarvan stuurde de belastingadministratie een vraag om inlichtingen naar de belastingplichtigen om hen in kennis te stellen van hun onjuiste en onvolledige aangiften. Finaal ging de belastingadministratie over tot het vestigen van supplementaire aanslagen in de personenbelasting, met een belastingverhoging van 50%, omdat er volgens de belastingadministratie sprake was van fraude.

De belastingplichtigen aanvaardden de supplementaire aanslagen, maar betwistten de belastingverhoging van 50%. Volgens hen was er geen sprake van fraude en ging het louter om onwetendheid.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen stelde dat er, naast het materiële element van de niet-aangifte, ook een intentioneel element – een opzet om te ontsnappen aan de wettelijk verschuldigde belasting – aanwezig moet zijn in hoofde van de belastingplichtige om een belastingverhoging van 50% toe te passen. Volgens de fiscus is er sprake van bedrieglijk opzet wanneer de overtreding werd begaan met de bedoeling zichzelf of een derde een onrechtmatig voordeel te verschaffen. Dit is hier volgens de fiscus duidelijk het geval: de belastingplichtigen hebben de fiscus bewust misleid. De fiscus verwijst nog naar een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Namen waarin wordt gesteld dat het bedrieglijk opzet aanwezig is wanneer de belastingplichtige kapitalen naar het buitenland heeft overgebracht, zonder hiervan de opbrengsten aan te geven.

Volgens de rechtbank is het enkele feit dat geen aangifte werd gedaan van de belastbare inkomsten, zelfs al zijn deze aanzienlijk, onvoldoende als bewijs van een bedrieglijk opzet. Het is aan de belastingadministratie om het bedrieglijk opzet aan te tonen en te bewijzen.

De concrete en feitelijke gegevens waarom er volgens de belastingadministratie sprake is van bedrieglijk opzet worden niet vermeld of aangetoond. Uit geen enkel element in het dossier blijkt bovendien dat de belastingplichtigen (zelf) kapitalen naar het buitenland zouden hebben overgebracht. Hoewel niet wordt betwist dat de belastingplichtigen hun roerende inkomsten niet hebben aangegeven, kan hieruit niet zonder meer afgeleid worden dat er sprake is van opzet om belastingen te ontduiken. Ook het feit dat zij gedurende meerdere jaren roerende inkomsten niet zouden hebben aangegeven, impliceert niet dat zij met bedrieglijk opzet hebben gehandeld. Fraude wordt niet vermoed. Een bijzonder opzet is vereist. De belastingadministratie legt geen enkel concreet element voor waaruit zou blijken dat de belastingplichtigen de belastingadministratie bewust misleid zouden hebben.

De rechtbank heeft de toegepaste belastingverhoging verminderd tot 10%.

Fraude?

Dit vonnis kan worden bijgetreden. In de praktijk stellen wij al te vaak vast dat de fiscus er zonder meer van uitgaat dat er sprake is van een bedrieglijk opzet, zonder dat hij veel moeite doet om hiervan het concrete bewijs te leveren. De rechtbank heeft de fiscus terechtgewezen wegens de niet-naleving van de op hem rustende bewijslast. Het niet aangeven van buitenlandse roerende inkomsten volstaat op zich niet als bewijs dat er een opzet is om belastingen te ontduiken en de belastingplichtige de belastingadministratie wil misleiden.

Bijgevolg kan het de moeite lonen om als belastingplichtige bij niet-aangifte van buitenlandse rekeningen en roerende inkomsten – zonder kwaadwillig opzet – de belastingverhoging van 50% te betwisten.

Recente nieuwsitems