De wet van 31 juli 2020 heeft het Burgerlijk Wetboek op een aantal punten gewijzigd. Het gaat onder meer over de dringende maatregelen na de beëindiging van een wettelijke samenwoning en de verwerping van een nalatenschap door meerdere minderjarigen of onbekwamen.
Maatregelen na de wettelijke samenwoning
Net zoals dat mogelijk is voor echtgenoten, kunnen ook (gewezen) wettelijk samenwonenden aan de familierechtbank vragen om dringende maatregelen (o.a. met betrekking tot de kinderen, levensonderhoud, etc.) te nemen wanneer hun samenwoning wordt beëindigd of reeds beëindigd is. Het verzoek daartoe dient te gebeuren binnen de drie maanden na de beëindiging van de wettelijke samenwoning.
Een bijzonder verschil tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden was dat de duurtijd van de genomen maatregelen ten aanzien van gehuwden vrij door de familierechtbank kon worden bepaald. Voor wettelijk samenwonenden mochten de maatregelen echter nooit langer dan één jaar na de beëindiging van de wettelijke samenwoning duren. In een arrest van 6 december 2018 achtte het Grondwettelijk Hof dit verschil in behandeling strijdig met het gelijkheidsbeginsel en stelde dat het in beide gevallen aan de rechter toekomt om de duur van de voorlopige maatregelen te bepalen, zonder maximumduur.
Met de afschaffing van de maximumduur van één jaar bij wettelijk samenwonenden heeft de wetgever dit verschil in behandeling dus weggewerkt.
Gezamenlijk verzoek tot machtiging om een nalatenschap te verwerpen
Sinds de zomer van 2017 is het mogelijk om een nalatenschap kosteloos te verwerpen door middel van een verklaring voor de notaris, indien de verwerper verklaart dat volgens zijn kennis de omvang van de nalatenschap kleiner dan 5.000 euro is. Minderjarigen of personen die onbekwaam werden verklaard, hebben daarvoor de machtiging van de vrederechter nodig.
Door de invoering van een nieuwe bepaling in het Burgerlijk Wetboek is het voortaan mogelijk dat minderjarigen en/of onbekwame erfgenamen van eenzelfde overledene gezamenlijk een verzoek indienen bij de vrederechter en dat de vrederechter hen gezamenlijk machtigt om dergelijke nalatenschap te verwerpen.