Voor de heffing van de erfbelasting heeft de Vlaamse Belastingdienst haar standpunt nr. 20067 over de incorporatie van vruchten bij gesplitst ingeschreven effecten en geldbeleggingen, aangehouden via een maatschap, gewijzigd. Volgens de Vlaamse Belastingdienst is deze incorporatie niet langer onderhevig aan het vermoeden van een bedekte bevoordeling uit artikel 2.7.1.0.7 VCF. Wel wordt de incorporatie beschouwd als een onrechtstreekse schenking en is de risicotermijn van drie jaar uit artikel 2.7.1.0.5 VCF van toepassing.
Algemeen
Bij de gesplitste inschrijving van effecten en geldbeleggingen geldt een vermoeden van bedekte bevoordeling conform artikel 2.7.1.0.7 VCF. Op grond hiervan vermoedt de Vlaamse Belastingdienst bij het overlijden van een vruchtgebruiker dat de effecten en geldbeleggingen waarop het vruchtgebruik rust nog in volle eigendom aanwezig zijn in diens nalatenschap. De erfgenamen zullen erfbelasting verschuldigd zijn, tenzij zij kunnen aantonen dat er geen sprake was van een ‘bedekte bevoordeling’ door de erflater. Na een terechtwijzing van de Raad van State heeft de Vlaamse Belastingdienst in haar standpunt nr. 20067 erkend dat de verkrijging door een voorafgaande schenking een geldig tegenbewijs vormt, ongeacht de registratie ervan.
Wat met de opbrengsten?
De dividenden en interesten op deze geschonken effecten en geldbeleggingen komen toe aan de vruchtgebruiker. Zij worden desgevallend overgeschreven op een aparte vruchtenrekening die op naam van de vruchtgebruiker staat. In de praktijk worden deze opbrengsten echter niet altijd uitgekeerd, maar worden ze geïncorporeerd bij het gesplitst ingeschreven vermogen. De Vlaamse Belastingdienst oordeelt dat er op dit moment een nieuwe gesplitste inschrijving met een bedekte bevoordeling ten voordele van de blote eigenaar plaatsvindt en dus wordt geviseerd door het vermoeden van artikel 2.7.1.0.7 VCF.
Maatschap en niet-uitgekeerde opbrengsten
In die optiek werd vaak het advies gegeven om, ook wanneer de effecten en geldbeleggingen werden aangehouden door een maatschap, deze veiligheidshalve uit te keren aan de vennoot-vruchtgebruiker. Of er werd geschonken in volle eigendom met een optionele last tot afstand van een rente. In dit geval is er immers geen sprake van een gesplitste inschrijving vruchtgebruik-blote eigendom.
Recent heeft de Vlaamse Belastingdienst aangegeven dat zij voormelde visie inzake de gesplitste inschrijving en de opbrengsten niet langer zal toepassen voor wat betreft de maatschap. Wanneer de algemene vergadering van de maatschap zou beslissen om de opbrengsten niet uit te keren aan de vruchtgebruiker, en deze aldus reserveert of incorporeert in het eigen vermogen van de maatschap, zullen zij niet beschouwd worden als een nieuwe gesplitste inschrijving. Er zal in principe bij het overlijden van de vruchtgebruiker geen erfbelasting verschuldigd zijn op deze niet-uitgekeerde opbrengsten. Dit is een correcte beslissing: door de werking van de maatschap kan de vruchtgebruiker-vennoot slechts aanspraak maken op de opbrengsten nadat de algemene vergadering hierover heeft beslist. Indien de algemene vergadering beslist om de winst niet uit te keren, blijft deze deel uitmaken van het vermogen van de maatschap, zonder dat dit beschouwd kan worden als een bevoordeling van de blote eigenaars-vennoten door de vruchtgebruiker.
De Vlaamse Belastingdienst lijkt deze visie spijtig genoeg niet volledig door te trekken. Zij vervolgt immers dat de beslissing van de algemene vergadering van de maatschap tot incorporatie van de vruchten als een onrechtstreekse schenking dient te worden beschouwd. Bij een overlijden van de vruchtgebruiker binnen de drie jaar na de beslissing van de algemene vergadering zullen deze niet-uitgekeerde opbrengsten toch nog onderworpen worden aan erfbelasting (in de mate dat de schenking niet geregistreerd werd).
Bij een nakend overlijden zouden de niet-uitgekeerde vruchten van het vruchtgebruik via een pacte adjoint nog in extremis aan 3 of 7% schenkbelasting geregistreerd kunnen worden om zo de heffing van erfbelasting te vermijden. Met dit gewijzigd standpunt in gedachten zou men in de situatie waar de vruchten vaak geïncorporeerd worden in de maatschap, kunnen overwegen om het vruchtgebruik om te zetten in een optionele last tot afstand van een rente.