De VVPRbis-gunstregeling (‘verlaagde voorheffing/précompte réduit’) voorziet in een verlaagd tarief (15%) van de roerende voorheffing op dividenden van KMO-vennootschappen. Deze regeling is echter gekoppeld aan strikte voorwaarden, waaronder een wachtperiode. Door een interim- of tussentijds dividend uit te keren, kan deze wachtperiode in de praktijk ingekort worden.

VVPRbis toegelicht

De algemene vergadering van een vennootschap dient jaarlijks te beslissen over de winstbestemming van het afgelopen boekjaar. Deze vergadering kan bijvoorbeeld beslissen om een dividend uit te keren aan de aandeelhouders. Daarop is in principe 30% roerende voorheffing verschuldigd, die voor aandeelhouders-natuurlijke personen als eindbelasting geldt. Zij worden dus niet meer belast op het dividend in hun aangifte personenbelasting.

Er bestaan een aantal uitzonderingen op het tarief van 30%. Zo voorziet de VVPRbis-regeling in een verlaagd tarief van 15% (of 20%), mits naleving van een aantal strikte voorwaarden, waarvan de voornaamste hieronder kort worden opgesomd.

Vooreerst is de VVPRbis-regeling slechts van toepassing op dividenden van een KMO. Grote vennootschappen vallen dus uit de boot. Voorts geldt het gunstregime enkel voor aandelen verkregen naar aanleiding van een inbreng in geld, die bovendien pas vanaf 1 juni 2013 mag hebben plaatsgevonden. De aandeelhouder moet verder op elk moment vanaf de inbreng steeds volle eigenaar zijn en blijven van de aandelen. De wet voorziet weliswaar in een aantal uitzonderingen op deze laatste voorwaarde. De overdracht van aandelen, in rechte lijn of aan partners, ingevolge een erfopvolging of schenking, blijft bijvoorbeeld wel mogelijk.

Wanneer aan alle voorwaarden is voldaan, betaalt men een verlaagd tarief van 15% roerende voorheffing op dividenduitkeringen uit de winstverdeling voor het derde boekjaar en volgende na het boekjaar van de inbreng. Indien er al een dividenduitkering plaatsvindt uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng, bedraagt het tarief 20%.

Voorbeeld

Stel dat een vennootschap wordt opgericht op 1 juni 2021 door een inbreng in geld. De aandeelhouders krijgen in ruil voor hun inbreng aandelen die voldoen aan alle voorwaarden inzake VVPRbis en de vennootschap voert haar boekhouding per kalenderjaar.

Dividenden die voortkomen uit de winstverdeling vanaf het boekjaar dat afsluit op 31 december 2024, zijn onderworpen aan 15% roerende voorheffing. De algemene vergadering waarop besloten wordt om een dividend uit te keren, zal doorgaans pas enkele maanden na afsluiting van het boekjaar worden gehouden. In dit voorbeeld zou de algemene vergadering bijvoorbeeld pas midden 2025 beslissen om een dividend uit te keren.

Interim- of tussentijds dividend

Wie een beetje geduldig is, kan het normale tarief van de roerende voorheffing (30%) dus (onder bepaalde voorwaarden) gemakkelijk halveren. Al is dat ‘geduldig zijn’ relatief. De uitkering van een interim- of tussentijds dividend kan de vereiste wachtperiode immers inkorten. In ons voorbeeld wordt het op die manier mogelijk om reeds in de loop van het jaar 2024 een dividend uit te keren waarop slechts 15% roerende voorheffing verschuldigd is.

Een interimdividend kan alleen gebeuren met de winst van het lopende boekjaar. Bij een tussentijds dividend beslist de algemene vergadering om aan de aandeelhouders een dividend uit te keren dat afkomstig is van de beschikbare reserves en de overgedragen winst. Het tussentijdse dividend wordt dus niet geput uit de winst van het lopende boekjaar, maar wordt wel in de winstverdeling van het lopende boekjaar opgenomen.

Een interimdividend en een tussentijds dividend hebben m.a.w. een verschillende oorsprong (winst van het lopende boekjaar resp. ‘oudere’ beschikbare reserves en overgedragen winst), maar ze worden beiden in de winstverdeling van het lopende boekjaar opgenomen. Dat maakt dat deze vormen van dividenduitkering iets sneller op de rekening van de aandeelhouders terecht kunnen komen. Bij een ‘klassieke’ dividenduitkering moeten de aandeelhouders wachten tot de algemene vergadering, die doorgaans pas in de zesde maand na het einde van het boekjaar plaatsvindt.

Weet tot slot dat aan de uitkering van een interim- of tussentijds dividend verschillende voorwaarden en procedures gekoppeld zijn, zoals bijvoorbeeld het opstellen van een staat van activa en passiva om de grenzen van een interimdividend te bepalen. Voor zover deze nageleefd worden, kan men al een jaartje eerder genieten van de verlaagde roerende voorheffing op VVPRbis-uitkeringen.

Recente nieuwsitems