Bij de invulling van hun huwelijkscontract hebben echtgenoten veel vrijheid. Voor zover men geen dwingende bepalingen uit het huwelijksvermogensrecht miskent, staat het de partijen vrij naar goeddunken hun huwelijkscontract te moduleren zodat het resulteert in een voor hen juist contractueel evenwicht. Het huwelijkscontract is echter juridisch maatwerk, waarbij het van belang is om de nodige nauwkeurigheid aan de dag te leggen.
Valkeniersbeding
De langstlevende echtgenoot heeft in het Belgische erfrecht het statuut van reservatair erfgenaam. Dat betekent dat de langstlevende echtgenoot sowieso aanspraak kan maken op een gedeelte van de nalatenschap van de overleden echtgenoot. Wanneer één of beide echtgenoten reeds kinderen uit een eerdere relatie hadden, vormde het bestaan van de reserve van de langstlevende echtgenoot vaak een beletsel voor een nieuw huwelijk. Door dat huwelijk zouden de erfrechten van de kinderen immers aangetast worden.
Om hiervoor een oplossing te bieden, heeft de wetgever reeds twee decennia geleden een wettelijke regeling uitgewerkt. Echtgenoten met niet-gemeenschappelijke kinderen kunnen in hun huwelijkscontract hun erfaanspraken in elkaars nalatenschap (eenzijdig of wederkerig) verminderen of afschaffen (door een zgn. “Valkeniersbeding” op te nemen in hun huwelijkscontract). Concreet laat artikel 1388, tweede lid oud Burgerlijk Wetboek toe dat de echtgenoten met kinderen uit een eerdere relatie elkaar – al dan niet wederkerig – volledig kunnen uitsluiten uit hun nalatenschap, zodat de één van de ander niets zal erven. Het verzaken aan de erfaanspraken is enkel niet mogelijk voor het recht van bewoning van de gezinswoning en het recht van gebruik van het daarin aanwezige huisraad voor een periode van minimaal zes maanden vanaf de dag van het overlijden van de eerststervende echtgenoot.
Valkeniersbeding tegen vergoeding
Hoewel de partijen bij de redactie van hun huwelijkscontract een grote mate van contractuele vrijheid genieten, is die vrijheid echter niet onbeperkt. Dat toont de hierna besproken casus nogmaals aan. Aanstaande echtgenoten met kinderen uit een vorige relatie kwamen in hun huwelijkscontract overeen om wederzijds en maximaal te verzaken aan de erfaanspraken die zij in elkaars nalatenschap zouden kunnen hebben. Als tegenprestatie voor die verzaking werd bedongen dat de man een vergoeding aan de vrouw zou betalen wanneer het huwelijksstelsel zou worden ontbonden. Het zou gaan om een bedrag van 120.000 euro, te vermeerderen met 60.000 euro per jaar dat zij gehuwd zouden geweest zijn. Na de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding weigerde de man om het overeengekomen bedrag te betalen.
Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep werd geoordeeld dat de regel van artikel 1388, tweede lid oud Burgerlijk Wetboek niet toelaat dat er een tegenprestatie wordt voorzien in ruil voor de afstand van rechten in de nalatenschap van de andere echtgenoot. Om die reden werd de integrale bepaling uit het huwelijkscontract nietig verklaard en oordeelde het hof dat de man niet gehouden was tot betaling. Deze uitspraak werd door het Hof van Cassatie bevestigd in haar arrest van 22 oktober 2020. Het Hof stelt dat een bepaling in het huwelijkscontract over het erfrecht enkel de uitoefening van de rechten van de ene echtgenoot in de nalatenschap van de andere echtgenoot mag regelen, en dat een tegenprestatie daarvoor, die vreemd is aan deze rechten, uitgesloten is. Het Hof bevestigt de absolute nietigheid van dergelijke bepaling.
De vrouw zag haar aanspraken op het bedrag dat in het huwelijkscontract was voorzien dus definitief afgewezen.
Valkeniersbeding en vergoeding in hetzelfde huwelijkscontract?
Het staat evenwel vast dat het perfect mogelijk is om in het huwelijkscontract een vergoedingsregeling te voorzien in geval van ontbinding van het huwelijksstelsel. De vraag stelt zich dan of dergelijk beding én een Valkeniersbeding beiden in hetzelfde huwelijkscontract kunnen worden opgenomen. Het antwoordt luidt: ja. Het is daarbij noodzakelijk dat de vergoedingsregeling geen tegenprestatie is voor en zelfs geen verband houdt met het Valkeniersbeding. Beide bedingen moeten dus strikt afzonderlijk van elkaar en autonoom opgenomen worden in het huwelijkscontract.
Belang van een goede redactie
Het voormelde arrest van het Hof van Cassatie toont nog maar eens aan wat het belang is van een goed geredigeerd huwelijkscontract. Een onjuiste of onnauwkeurige redactie van twee op zichzelf perfect rechtsgeldige bedingen kan niettemin aanleiding geven tot de nietigheid ervan, wanneer ze als afhankelijk van elkaar en dus als één geheel worden beschouwd.
Onder het mom van “beter voorkomen dan genezen”, is het daarom sterk aan te raden om u bij de redactie van uw huwelijkscontract goed te laten begeleiden en te streven naar nauwkeurig juridisch maatwerk.