Het hof van beroep van Gent moest zich in een arrest van 29 maart 2018 uitspreken over de vraag of een thuiszorgverlener giften mag aanvaarden van de terminaal zieke persoon die hij in de laatste levensfase heeft bijgestaan. Eerbiedigt het recht het dankbare gebaar van de zieke of behoedt het hem en zijn erfgenamen voor erfenisbejaging?

Personen die geen giften mogen ontvangen

U denkt misschien dat het u vrij staat te schenken en testeren in het voordeel van wie u maar wilt, maar niets is minder waar. Het burgerlijk wetboek somt ook na 1 september 2018 een aantal categorieën van personen op die van bepaalde andere personen geen giften mogen ontvangen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor artsen in de genees-, heel- en verloskunde, apothekers en andere beoefenaars van een gezondheidsberoep. Als zij een patiënt hebben behandeld gedurende de ziekte waaraan hij overleden is, kunnen zij geen voordeel genieten van een schenking of testamentaire clausule die de patiënt in de loop van deze ziekte voor hen heeft opgemaakt. In een dergelijke vertrouwensrelatie vindt de wetgever het risico op beïnvloeding te groot.

Hetzelfde geldt voor beheerders en personeelsleden van rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen en om het even welke collectieve woonstructuur voor bejaarden. Giften die een bewoner gedurende zijn verblijf in een dergelijke instelling ten voordele van deze personen heeft gemaakt, kunnen geen uitwerking krijgen.

Uitzondering voor familieleden

Er bestaan wel enkele belangrijke uitzonderingen op deze regels. Zo zijn zogenaamde ‘vergeldende’ giften, waarmee men de geleverde diensten werkelijk wil vergoeden, wel mogelijk. Bovendien mag een patiënt wel schenken of testeren ten voordele van één van bovenvermelde personen als het gaat om zijn echtgenoot of wettelijk of feitelijk samenwonende partner of om een bloedverwant tot en met de vierde graad, op voorwaarde dat de patiënt geen afstammelingen nalaat (tenzij de begiftigde zelf een afstammeling van hem is).

Wat met de thuiszorgverlener?

In het arrest van het hof van beroep van Gent van 29 maart 2018 rees de vraag of ook thuiszorgverleners onder het toepassingsgebied van deze bepalingen vallen. Mogen zij al dan niet giften aanvaarden van de personen die zij verzorgen? Het ging om een thuiszorgverleenster, in dienst bij een vzw, die persoonlijke en huishoudelijke zorgen toediende aan een terminaal zieke vrouw, die na enkele jaren aan haar ziekte overleed. Samen met de partner van de vrouw kreeg de thuishulp in het testament een deel van de erfenis toegewezen, wat zij aanvaardde. De broer van de overleden vrouw vordert de nietigverklaring van deze gift op grond van het hierboven genoemde principe dat personen die geneeskundige zorgen verstrekken geen giften van hun patiënten mogen ontvangen tijdens hun laatste ziekte.

De rechter stelt vast dat de thuishulp de zieke vrouw weliswaar heeft verzorgd tijdens de ziekte waaraan zij uiteindelijk is overleden en dat het testament in die laatste levensfase is opgemaakt, maar dat de bevoordeling toch geldig is. De persoonlijke en huishoudelijke zorgen die de thuishulp had verstrekt, hadden immers geen medisch of verpleegkundig karakter. Het ging om wassen, haarverzorging, strijken, boodschappen doen, enzovoort. Volgens de rechter is een strikte interpretatie van de onbekwaamheid om giften te ontvangen aangewezen, omdat het gaat om een beperking van de individuele vrijheid om te schenken en te testeren.

Een pittig element in deze zaak was dat de advocaat van de eiser (de broer van de overledene) de kwestie breed heeft uitgesmeerd in de pers, met zware beschuldigingen van erfenisbejaging tegen de thuishulp tot gevolg. De rechter is in het arrest dan ook niet mals voor de broer. De thuishulp is volgens hem nodeloos gestigmatiseerd en de omstandigheden waarin dit is gebeurd zijn ‘relatief gortig’ en ‘laag bij de grond’. De rechter wijst erop dat er een vriendschapsrelatie tussen de thuishulp en de patiënte was gegroeid en dat er geen enkel bewijs is dat zij uit was op haar erfenis. Ze kreeg daarom een morele schadevergoeding toegewezen.

Concreet

Omwille van hun kwetsbaarheid en afhankelijkheid, beschermt de wetgever terminaal zieke patiënten tegen beïnvloeding door het medisch personeel dat hen behandelt. Giften aan deze personen zijn niet geldig. Gelet op deze doelstelling van bescherming, zou het niet zo vreemd zijn als hetzelfde principe van toepassing zou zijn op thuiszorgverleners. Kan de lichamelijke verzorging van een zieke niet tot een even hechte vertrouwensrelatie en afhankelijkheid leiden als de medische zorgen van een arts? Anderzijds kon de rechter inderdaad niet om de bewoordingen van de wettekst heen en is het een feit dat deze restrictief moet worden ingevuld om de autonomie van de zieke schenker zoveel mogelijk te vrijwaren. En laten we eerlijk zijn: het arrest toont ook mooi aan hoe een rechter zich voor zijn oordeel niet alleen laat leiden door de juridische principes, maar ook door zijn moreel kompas.

Recente nieuwsitems