Een Waals echtpaar gehuwd onder een gemeenschapsstelsel voegt in zijn huwelijkscontract een keuzebeding met last (zgn. ‘Casman-clausule’) toe. Hierdoor komt bij het overlijden van de echtgenoot het volledige gemeenschappelijke vermogen toe aan de langstlevende, onder de last om op een bepaald tijdstip de helft van de waarde van het gemeenschappelijke vermogen aan de kinderen uit te betalen. De (Waalse) fiscus heft successierechten zonder rekening te houden met deze last, maar wordt in dit opmerkelijke arrest van het hof van beroep te Bergen teruggefloten (Bergen 22 januari 2021).

Keuzebeding met last (‘Casman-clausule’)

Het keuzebeding onder last zorgt ervoor dat het volledige gemeenschappelijke vermogen bij de langstlevende terechtkomt onder de last voor deze laatste om op een bepaald tijdstip de helft van de waarde van het gemeenschappelijke vermogen uit te betalen aan de andere erfgenamen. Door het bestaan van deze schuld verkrijgt de langstlevende de facto niet meer dan de helft van het gemeenschappelijke vermogen. De schuldvordering wordt namelijk opgenomen in het actief van de nalatenschap van de eerststervende en in het passief van de nalatenschap van de langstlevende. De regel die bepaalt dat alles wat de langstlevende boven de helft van het gemeenschappelijke vermogen krijgt onderworpen is aan successierechten (artikel 2.7.1.0.4 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit), is dan ook niet van toepassing.

De Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) kwalificeert deze clausule steevast als fiscaal misbruik en heft dubbele belasting, één maal in de nalatenschap van de eerststervende en één maal in de nalatenschap van de langstlevende. In Wallonië waait daarentegen sinds kort een andere wind zoals blijkt uit onderstaand arrest.

Eerste aanleg

Een Waals echtpaar was gehuwd onder een gemeenschapsstelsel, waarbij in hun huwelijkscontract een keuzebeding onder last was opgenomen. Na het overlijden van de echtgenoot werd het gehele gemeenschappelijke vermogen dus toebedeeld aan de langstlevende echtgenote. De Waalse fiscus hief successierechten alsof de langstlevende echtgenote het volledige gemeenschappelijke vermogen verkreeg en hield dus geen rekening met de bedongen last. De erfgenamen gingen hier niet mee akkoord en startten een gerechtelijke procedure.

De rechter in eerste aanleg oordeelde dat de Waalse fiscus wel degelijk de bedongen last in rekening moest nemen bij de berekening van de successierechten. Noch artikel 5 van het Waals Wetboek Successierechten (de Waalse tegenhanger van het Vlaamse artikel 2.7.1.0.4 VCF), noch de algemene antimisbruikbepaling kan het buitenspel zetten van de bedongen last rechtvaardigen.

De Waalse fiscus was het niet eens met dit vonnis en tekende hoger beroep aan.

Hoger beroep

Het hof van beroep te Bergen bevestigt het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg in een arrest van 22 januari 2021.

Enerzijds is volgens het hof artikel 5 Waals W.Succ. om verschillende redenen niet van toepassing. Het loutere feit dat de vordering pas opeisbaar wordt op het moment van overlijden van de schuldenaar maakt de schuld niet artificieel. Volgens het hof is het doel van de last het bekomen van een evenwicht tussen de belangen van de langstlevende echtgenote, die de schuld tijdens haar leven niet moet betalen, en de belangen van de erfgenamen, die de waarborg hebben dat de schuld ten laatste betaald wordt bij het overlijden van de langstlevende. Bovendien werd in het huwelijkscontract bepaald dat de last in bepaalde gevallen ook vroeger kon worden opgeëist. Tot slot kan een schuld die door vermenging tenietgaat bij overlijden volgens het hof toch als een werkelijke schuld worden beschouwd. Volgens het hof heeft de langstlevende echtgenote economisch gezien dus slechts de helft van het gemeenschappelijke vermogen gekregen.

Anderzijds is er volgens het hof ook geen sprake van fiscaal misbruik. Artikel 5 Waals W.Succ. maakt immers een specifieke antimisbruikbepaling uit, die volgens het hof niet van toepassing is. Hierdoor kan de Waalse fiscus niet zomaar terugvallen op de algemene antimisbruikbepaling. Bovendien spelen er volgens het hof ook voldoende niet-fiscale motieven. Tot slot werd de clausule door de Waalse fiscus niet op de zwarte lijst van gevallen van fiscaal misbruik opgenomen en neemt de meerderheid van de rechtsleer aan dat deze clausule geen fiscaal misbruik uitmaakt.

Dit arrest doet een nieuwe wind waaien in het Waalse fiscale landschap, dat daarvoor consequent het Vlaamse standpunt rond de Casman-clausule volgde. De vraag rijst of de Vlaamse hoven en rechtbanken in de toekomst een gelijkaardige beslissing zullen nemen. In elk geval kunnen uit het besproken vonnis en arrest interessante argumenten worden gehaald om ook het Vlaamse standpunt aan te vechten. 

Recente nieuwsitems