Op 14 oktober 2020 heeft VLABEL uiteindelijk een aangepast standpunt gepubliceerd over de fiscale behandeling van een gesplitste aankoop van een onroerend goed, waarbij de blote eigenaar zijn deel in de prijs betaalt met geld dat eigenlijk afkomstig is van de vruchtgebruiker(s).

Planningstechniek

De zogenaamde “gesplitste aankoop” is een interessante planningstechniek met betrekking tot onroerende goederen. Hierbij wordt het vruchtgebruik aangekocht door de ene partij, vaak de ouders, en wordt de blote eigendom aangekocht door de andere partij, vaak de kinderen. Op die manier zorgt men ervoor dat wanneer de ouders overlijden en hun vruchtgebruik uitdooft, het onroerend goed vrij van erfbelasting toekomt aan de kinderen.

Fictief legaat

Deze planningstechniek wordt door de fiscus echter met argwaan benaderd. De fiscus is immers bevreesd dat de aankoop van het onroerend goed een bedekte bevoordeling zou inhouden, doordat de integrale prijs zou worden betaald door de vruchtgebruikers. Daarom zal er bij het overlijden van de ouders erfbelasting verschuldigd zijn op het betreffende onroerend goed op grond van een fictiebepaling (artikel 2.7.1.0.7 VCF), tenzij er kan worden aangetoond dat de verkrijging geen bedekte bevoordeling inhoudt.

Tegenbewijs

De vraag stelt zich hoe men dit tegenbewijs kan leveren. Lange tijd werd aangenomen dat het volstond om simpelweg te bewijzen dat er vóór de aankoop van het onroerend goed ‘een’ schenking van de gelden door de ouders had plaatsgevonden waarmee de blote eigenaar zijn deel in de prijs betaalde. Doorheen de jaren is de fiscus dat bewijs echter steeds strenger gaan beoordelen. Sedert het standpunt van de federale administratie van 2013 werd vereist dat er op de schenking registratierechten waren betaald of dat er geen verband bestond tussen de schenking van de gelden en de gesplitste aankoop. VLABEL volgde dit standpunt aanvankelijk. Beide belastingdiensten voegden de facto voorwaarden toe die niet in overeenstemming waren met de wet noch met de bedoeling van de wetgever. Een arrest van de Raad van State van 12 juni 2018 haalde dat laatste standpunt volledig onderuit en stelde dat er uit geen enkele wettelijke bepaling kon en mocht worden afgeleid dat een schenking voorafgaand aan de gesplitste aankoop niet als tegenbewijs kon dienen indien ze niet in België was geregistreerd en er dus geen schenkbelasting was betaald. Hoewel VLABEL zich bij dit arrest neerlegde, was het wachten op haar nieuwe standpunt .

Het heeft even geduurd, maar met het standpunt 20067 heeft VLABEL klare wijn geschonken. Zodra de verkrijger van de blote eigendom kan aantonen dat hij (1) zijn aandeel in de prijs heeft betaald met geld dat voortkomt uit ‘een’ schenking van degene die het vruchtgebruik verkrijgt én (2) kan aantonen dat die schenking dateert van vóór het verlijden van de authentieke aankoopakte, wordt de fictiebepaling buitenspel gezet en zal er geen erfbelasting verschuldigd zijn. VLABEL verduidelijkt hierbij dat het van geen belang is wanneer het geld werd geschonken. Het is evenmin vereist dat de schenking gebeurde bij authentieke akte of dat de schenking geregistreerd werd. De schenking van de gelden kan dus perfect door middel van een bankgift gebeuren, zolang de verkrijger van de blote eigendom maar kan aantonen dat de bankgift gebeurde vóór het verlijden van de authentieke aankoopakte. Het loutere bewijs dat er ‘een’ schenking gebeurde, volstaat bijgevolg om van de gesplitste aankoop niet langer een bedekte bevoordeling te maken.

Ook de federale belastingdienst heeft reeds verschillende standpunten ingenomen die van toepassing zijn in het Brussels Hoofdstedelijk gewest en het Waals gewest. Deze kort opeenvolgende standpunten zorgden ervoor dat een belastingplichtige moeilijk kon inschatten wat de fiscale behandeling van een gesplitste aankoop zou zijn. Met het recentste standpunt van 26 juni 2020 heeft de federale belastingdienst klaarheid willen scheppen. Het standpunt ligt in de lijn van het huidige Vlaamse standpunt. Het volstaat aldus dat het totale door de blote eigenaar te betalen bedrag geschonken is vóór de authentieke aankoopakte. Wanneer echter in de onderhandse aankoopakte voorzien werd in de betaling van een voorschot, dan wordt het referentiemoment waarvoor de schenking moet zijn gebeurd, vervroegd tot dat moment. In dat geval moet het totale door de blote eigenaar te betalen bedrag zijn geschonken vóór de ondertekening van de onderhandse overeenkomst.

Nu zowel de Vlaamse als de federale belastingadministratie een standpunt hebben ingenomen, is de gewenste rechtszekerheid er terug. Dat ‘een’ schenking voorafgaand aan de aankoop volstaat als tegenbewijs, ongeacht of er schenkbelasting werd betaald, maakt van de gesplitste aankoop nog steeds (en opnieuw) een interessante planningstechniek.

Recente nieuwsitems