De recent goedgekeurde hervorming van het ondernemingsrecht heeft ertoe geleid dat een burgerlijke maatschap in de toekomst als een onderneming zal worden beschouwd (wet van 15 april 2018). Hierdoor zullen een aantal regels uit het ondernemingsrecht in de toekomst ook voor burgerlijke maatschappen gelden. Hoewel wij het niet uitgesloten achten dat de wetgever nog een uitzonderingsregeling voor familiale burgerlijke maatschappen invoert, zetten wij hierna de voornaamste nieuwigheden uiteen.
Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen
De Kruispuntbank van Ondernemingen (hierna KBO) is een digitaal register van de FOD Economie waarin een aantal basisgegevens van elke onderneming worden opgeslagen. De KBO kent aan elke onderneming een uniek identificatienummer toe (het ‘ondernemingsnummer’). De KBO is in eerste instantie opgericht als instrument voor administratieve vereenvoudiging en efficiëntere organisatie van de overheidsdiensten. Ook particulieren hebben toegang tot de KBO, maar kunnen slechts beperkte informatie over de ingeschreven ondernemingen raadplegen.
Nieuw opgerichte maatschappen zullen zich vanaf 1 november 2018 vóór de aanvang van hun activiteiten moeten inschrijven in de KBO. Bestaande maatschappen (dit zijn alle maatschappen die uiterlijk op 31 oktober 2018 zijn opgericht) moeten zich eveneens inschrijven in de KBO, maar zij krijgen hiervoor een ruime overgangsperiode: zij dienen zich uiterlijk op 30 april 2019 in te schrijven.
Als we afgaan op de bestaande uitvoeringsbesluiten voor gelijkaardige ondernemingen (de nieuwe uitvoeringsbesluiten laten nog op zich wachten), zal slechts beperkte, algemene informatie over de burgerlijke maatschap moeten worden opgenomen in de KBO. De meest gevoelige informatie (omvang vermogen, verhouding tussen de deelgenoten, etc.) zou niet moeten worden opgenomen en a fortiori niet beschikbaar zijn voor het grote publiek.
De inschrijving in de KBO gebeurt door een erkend ondernemingsloket. De kostprijs hiervoor bedraagt momenteel 87 euro.
Boekhoudkundige verplichtingen
Door de kwalificatie als onderneming zullen burgerlijke maatschappen in de toekomst verplicht worden om een boekhouding te voeren en een jaarrekening op te stellen.
Voor de meeste burgerlijke maatschappen zal het voeren van een vereenvoudigde boekhouding volstaan. Dergelijke boekhouding bestaat uit een aankoopboek, een verkoopboek, een financieel dagboek en een inventarisboek. Enkel burgerlijke maatschappen waarvan de omzet over het laatste boekjaar meer dan 500.000 euro (exclusief BTW) bedraagt, zullen een volwaardige (dubbele) boekhouding moeten voeren.
Bovendien wordt volgens de algemene regel uit het boekhoudrecht als ‘omzet’ beschouwd: “het bedrag van de verkoop van goederen en de levering van diensten aan derden, in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening (…)”. Volgens deze regel zouden de financiële opbrengsten van de burgerlijke maatschap geen deel uitmaken van de omzet, waardoor de omzetdrempel ook voor burgerlijke maatschappen met relatief grote inkomsten uit beleggingen zelden zal worden overschreden.
Veel burgerlijke maatschappen houden trouwens nu reeds een boekhouding bij en stellen, op basis van een bepaling in hun statuten, al elk jaar een jaarrekening op. Hierdoor zal een aantal kleine bijsturingen van de bestaande financiële rapportering wellicht volstaan om aan alle toekomstige boekhoudkundige verplichtingen te voldoen.
De jaarrekening van een burgerlijke maatschap zal ook in de toekomst niet openbaar moeten worden gemaakt. Wel zal de boekhouding gedurende minstens zeven jaar bewaard moeten worden.
Ook deze nieuwe boekhoudplicht is van toepassing op alle vanaf 1 november 2018 nieuw opgerichte burgerlijke maatschappen. Bestaande maatschappen krijgen opnieuw wat meer tijd en dienen pas aan deze verplichting te voldoen vanaf het eerste volledige boekjaar dat aanvangt na 30 april 2019. Voor maatschappen waarvan het boekjaar samenvalt met een kalenderjaar, betekent dit dus dat zij pas in het jaar 2020 voor het eerst boekhoudplichtig zullen zijn (tenzij deze datum bij Koninklijk Besluit zou worden vervroegd).
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe ondernemingsrecht zullen de deelgenoten van iedere maatschap, ongeacht of deze onder het huidige recht een burgerlijk of een handelsdoel heeft, hoofdelijk gehouden zijn voor de schulden van de maatschap. Iedere deelgenoot zal met andere woorden vanaf 1 november 2018 voor het volledige bedrag van de schulden van de maatschap kunnen worden aangesproken. Tussen de deelgenoten onderling worden de schulden nog steeds verdeeld volgens hun respectievelijke aandeel in de maatschap.
Aangezien de meeste burgerlijke maatschappen enkel een familiaal vermogen beheren, zal deze wijziging in de praktijk weinig gevolgen hebben. De aansprakelijkheid van de deelgenoten komt immers maar in het gedrang als er onbetaalde externe schuldeisers zijn.
Bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank
De voormalige rechtbank van koophandel wordt omgedoopt tot ‘ondernemingsrechtbank’ en wordt vanaf 1 november 2018 bevoegd voor procedures tegen een burgerlijke maatschap.
Besluit
Hoewel de invoering van nieuwe verplichtingen voor burgerlijke maatschappen door velen als storend wordt ervaren, zal een en ander in de praktijk allicht nog wel meevallen. Trouwens, voor bijvoorbeeld een Belgische private stichting gelden nu reeds gelijkaardige verplichtingen.
Omdat de fiscale transparantie van de burgerlijke maatschap en de grote vrijheid bij het opstellen van de statuten overeind blijven, blijft de burgerlijke maatschap een uiterst geschikt instrument voor uw vermogensplanning.
Voor wie toch afscheid zou willen nemen van zijn burgerlijke maatschap, kunnen wij desgewenst een evenwaardig alternatief uitwerken.