Twee zussen zijn de enige erfgenamen in een nalatenschap. Enige tijd na het overlijden ondertekenen zij een document met als titel “berekening van eventuele dading”. Een van de zussen wil naderhand toch de gerechtelijke vereffening-verdeling laten opstarten, aangezien alle pogingen tot minnelijke vereffening-verdeling mislukt zijn. Het hof van beroep te Antwerpen meent echter dat de zussen door de ondertekening van het document rechtsgevolgen wensten te creëren en kwalificeert het niet als een dading, maar als een (verregaand) deelakkoord, waar de notaris-vereffenaar rekening mee moet houden (Antwerpen 23 februari 2021).
Achtergrond
Twee zussen zijn de enige erfgenamen in een nalatenschap, die op 30 december 2012 is opengevallen. Op 26 februari 2015 wordt door beide zussen een document ondertekend, met als titel “berekening van eventuele dading”. Dit document bevat hoofdzakelijk getypt cijfermateriaal, met handgeschreven toevoegingen, en wordt in bewaring gegeven aan een notaris.
Een van de zussen stelt dat er met dit document enkel pogingen tussen partijen waren ondernomen om op een minnelijke wijze een einde te maken aan de onverdeeldheid, maar dat dit niet was gelukt. Volgens haar is van een dading geen sprake, bij gebrek aan wederzijdse toegevingen en bij gebrek aan wil bij de partijen om het geschil definitief te beëindigen. Om deze reden vordert zij de aanstelling van een notaris-vereffenaar om de gerechtelijke vereffening-verdeling op te starten.
De rechter in eerste aanleg meent dat het ondertekende document enkel een begin van bewijs uitmaakt en slechts een overzicht van de te verdelen goederen met een voorstel tot verdeling bevat, zonder een alomvattende oplossing te bieden voor de vereffening-verdeling van de nalatenschap. Er wordt hiertegen door de andere zus hoger beroep ingesteld, omdat zij meent dat er wel degelijk sprake is van een minnelijke verdeling die werd bereikt door het sluiten van een dading.
Hoger beroep
Het hof van beroep overweegt dat eerst moet worden nagegaan of er sprake is van een dading, vóór het zich kan buigen over de vraag om een notaris-vereffenaar aan te stellen om de nalatenschap te verdelen. In tegenstelling tot de rechter in eerste aanleg, meent het hof dat het document wel degelijk het bewijs van een rechtshandeling bevat en aldus een akte uitmaakt. Het feit dat het document hoofdzakelijk cijfermateriaal bevat en onderhands werd opgesteld, doet hier geen afbreuk aan. Vervolgens gaat het hof over tot de interpretatie van de overeenkomst, waarbij de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen centraal staat. De rechter is niet gebonden door de kwalificatie die de partijen zelf aan de overeenkomst geven. Het document dat de zussen hebben ondertekend, heeft weliswaar als titel “berekening eventuele dading”, maar volgens het hof kan er van een dading geen sprake zijn. Er bestaat immers nog discussie over bepaalde kosten, waardoor er nog een beperkte onverdeeldheid tussen de partijen bestaat en er dus geen algehele en alomvattende minnelijke regeling werd bereikt.
Door het document te ondertekenen, hadden de zussen volgens het hof wel degelijk de bedoeling om bepaalde rechtsgevolgen te creëren, waardoor de overeenkomst kwalificeert als een (verregaand) deelakkoord. Dat de bewuste overeenkomst geen dading is, staat de kwalificatie als deelakkoord volgens het hof niet in de weg. De notaris-vereffenaar dient bijgevolg met de inhoud van het document rekening te houden in de latere vereffening-verdeling en moet enkel nog de openstaande punten beslechten.
Met dit arrest wordt geïllustreerd dat de titel van een document de interpretatie ervan door de rechter niet determineert. Ook maakt dit arrest duidelijk dat een handtekening op een document zelden zonder gevolgen is.