De laatste jaren is het voor vennootschappen veel moeilijker geworden om de kosten van een woning die gebruikt wordt door een bestuurder in aftrek te brengen. De strenge houding van de fiscus heeft in de rechtspraak meer en meer navolging gekregen. Zo weigerde het hof van beroep te Antwerpen recent de aftrek toe te staan in een zaak waar de vennootschap een jaarlijkse huurvergoeding van 70.000 euro aanrekende.
Achtergrond
Een vennootschap is eigenaar van een woning en stelt deze ter beschikking aan haar bestuurder. De woning wordt voor 15% beroepsmatig gebruikt door de vennootschap en voor 85% voor privédoeleinden door de bestuurder. Om te vermijden dat de bestuurder hiervoor belast wordt op een voordeel van alle aard, rekent de vennootschap hem een jaarlijkse huurvergoeding van 70.000 euro aan (dit bedrag stemt overeen met het voordeel van alle aard berekend volgens de toen geldende forfaitaire waarderingsregels). Deze huurvergoeding wordt betaald via boeking op de rekening-courant van de bestuurder.
Een aantal jaren nadat de vennootschap eigenaar is geworden van de woning, laat zij belangrijke verbeteringswerken uitvoeren. De fiscus verwerpt de aftrek van deze kosten.
Eens aanvaard, altijd aanvaard?
Hoewel de administratie bij een eerdere controle in 1997 probleemloos de volledige aftrek van de kosten van de aankoop en renovatie van de woning aanvaardde, moest het hof zich in deze zaak uitspreken over de volledige of gedeeltelijke aftrek van de latere investeringskosten uit 2013 en 2014. Het hof wijst erop dat het feit dat de administratie in het verleden bepaalde kosten heeft aanvaard, niet betekent dat de aftrek van latere kosten opnieuw (volledig) aanvaard zal worden.
Artikel 49 WIB92
Het principe van artikel 49 WIB92 is simpel: kosten waarvan bewezen wordt dat ze gedaan of gedragen zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen, zijn aftrekbare beroepskosten. Het enkele feit dat de vennootschap volle eigenaar is van de woning en er een huurvergoeding voor aanrekent, leidt er volgens het hof niet automatisch toe dat aan de voorwaarden van dit artikel voldaan is.
De vennootschap verwijst dan naar de verwachte meerwaarde die zij op termijn zal boeken bij verkoop van de woning. Volgens het hof is dergelijke meerwaarde “puur hypothetisch”, zodat ook hiermee het vereiste bewijs niet geleverd wordt (wellicht werd onvoldoende aangetoond dat er sprake was van een waardestijging die ten minste overeenstemde met de volledige kostprijs van de verbouwingen).
Van verschillende kosten oordeelt het hof bovendien dat ze “uitsluitend de persoonlijke belangen van de bestuurder ten goede komen” (afdekking zwembad, renovatie badkamers en fitnessruimte), en dus niet voor aftrek in aanmerking komen.
Voor werken die zowel het privé-gedeelte als het beroepsmatig gebruikt gedeelte ten goede komen (aanpassing alarmsysteem, plaatsen van buitenverlichting, cameranetwerk, videofoonsysteem, etc.), zonder dat deze geleid hebben tot een verhoging van de huurvergoeding, wordt de aftrek beperkt tot het beroepsgedeelte (15%).
Opmerkelijk is dat het hof ook voor de kosten die “structureel van aard zijn” (bv. funderings- en dakwerken), de aftrek slechts aanvaardt in de mate dat ze betrekking hebben op het beroepsgedeelte (15%). Deze redenering van het hof is enigszins eigenaardig, omdat grote herstellingen aan bijvoorbeeld het dak normaal gezien kosten zijn die gedragen moeten worden door de verhuurder en dus in principe wel volledig aftrekbaar zouden moeten zijn. Dat is ook het geval wanneer deze kosten op zich geen invloed hebben op de omvang van de huurvergoeding.
Baanbrekend arrest?
Op zich volgt het arrest getrouw eerdere rechtspraak van het Antwerpse hof en brengt het enkel een nuance aan op het punt van de (afwezigheid van) invloed van de werken op de aangerekende huurprijs.
Op het eerste gezicht lijkt het arrest wel spectaculair omwille van de hoge huurvergoeding die wordt aangerekend. Maar ook dit element dient genuanceerd te worden. De huurprijs werd bepaald aan de hand van het kadastraal inkomen. De woning is gelegen in een residentiële gemeente boven Antwerpen, waar hoge kadastrale inkomens (en bijgevolg hoge huurprijzen) gebruikelijk zijn.