Vennootschappen die niet per kalenderjaar boekhouden en waarvan de belaste reserves van het aanslagjaar 2012 niet in aanmerking kwamen voor de toepassing van de interne liquidatie, kunnen tot 31 maart 2018 alsnog een bijzondere liquidatiereserve aanleggen.
Interne liquidatie vs. bijzondere liquidatiereserve
De ‘interne liquidatie’ en de ‘bijzondere liquidatiereserve’ zijn twee maatregelen die aan vennootschappen de mogelijkheid boden om, mits betaling van een belasting van 10% en naleving van bepaalde voorwaarden, hun reserves later belastingvrij of aan een verlaagd tarief uit te keren. De interne liquidatie was mogelijk voor reserves die ingeschreven waren op de laatste jaarrekening die uiterlijk op 31 maart 2013 door de algemene vergadering was goedgekeurd. De bijzondere liquidatiereserve kon door kleine vennootschappen worden aangelegd uit de boekhoudkundige winst na belasting van het boekjaar verbonden met aanslagjaar 2013 en aanslagjaar 2014.
Voor vennootschappen met een gebroken boekjaar dat in de laatste maanden van 2012 afsloot, werd de jaarrekening meestal pas na 31 maart 2013 goedgekeurd. Dergelijke vennootschappen konden enkel hun belaste reserves die waren opgebouwd tot en met aanslagjaar 2011 in een interne liquidatie betrekken en voor hun boekhoudkundige winst na belasting vanaf aanslagjaar 2013 een bijzondere liquidatieheffing aanleggen.
Het Grondwettelijk Hof heeft begin 2017 geoordeeld dat de aanleg van een bijzondere liquidatiereserve ook mogelijk moet zijn voor het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar 2012 wanneer de belaste reserves van dat aanslagjaar, gelet op de datum van de algemene vergadering, niet in aanmerking kwamen voor de regeling van de interne liquidatie.
Wetgever brengt soelaas
Inmiddels heeft de wetgever ingegrepen. Een vennootschap die niet per kalenderjaar boekhoudt en waarvan de belaste reserves van het aanslagjaar 2012, gelet op de datum van de algemene vergadering, zoals voorzien in het Wetboek van vennootschappen, niet in aanmerking kwamen voor de interne liquidatie, kan voor een gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belasting van het boekjaar verbonden met aanslagjaar 2012, eveneens een liquidatiereserve aanleggen op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief.
Het bedrag van de liquidatiereserve mag niet hoger zijn dan de boekhoudkundige winst na belastingen voor het belastbaar tijdperk verbonden met het aanslagjaar 2012 en wordt bijkomend beperkt tot het bedrag van de voormelde boekhoudkundige winst dat nog steeds in de reserves van de vennootschap geboekt staat bij het begin van het boekjaar waarin de heffing is betaald. Alle voorwaarden van de bijzondere liquidatiereserve blijven gelden.
De vennootschap moet als een kleine vennootschap kwalificeren voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2012 en de anticipatieve heffing van 10% dient ten laatste op 31 maart 2018 te worden betaald. De vennootschap moet een bijzondere aangifte indienen ten laatste op de datum van de betaling van de heffing van 10% (dus in elk geval uiterlijk op 31 maart 2018). De liquidatiereserve moet ten laatste worden aangelegd op het einde van het boekjaar waarin de heffing van 10% is betaald.
Wij raden u dan ook aan om tijdig na te (laten) kijken of uw vennootschap in aanmerking komt voor deze maatregel.