De fiscus stelt dat een aangifte erfbelasting na het verstrijken van de aangiftetermijn definitief en dus onherroepelijk wordt, zodat zij niet meer kan worden gewijzigd. Het Hof van Beroep te Gent heeft dit standpunt in twee arresten onderuit gehaald (Gent 19 december 2023 en Gent 10 september 2024).
Aangifte erfbelasting definitief na verstrijken aangiftetermijn
Een aangifte in de erfbelasting kan worden gewijzigd zolang de aangiftetermijn niet verstreken is (artikel 3.3.1.0.7, tweede lid VCF). Op basis van deze wetsbepaling wordt aangenomen dat de aangifte na het verstrijken van de aangiftetermijn definitief en onherroepelijk wordt.
Anders gesteld: indien men een schuld is vergeten aan te geven of een vrijstelling niet heeft gevraagd zal de fiscus deze na het verstrijken van de aangiftetermijn niet meer in rekening brengen.
Hof van Beroep te Gent heeft andere visie
Het Hof van Beroep te Gent heeft reeds twee maal beslist dat een ingediende aangifte na het verstrijken van de aangiftetermijn toch nog kan gecorrigeerd worden (arresten van 19 december 2023 en van 10 september 2024).
Het Hof overweegt dat een belastingplichtige de mogelijkheid heeft om bezwaar aan te tekenen tegen een gevestigde aanslag en/of een verzoek tot ambtshalve ontheffing kan indienen, ongeacht of die aanslag conform de aangifte werd gevestigd.
Er is, aldus het Hof, geen enkele wettelijke bepaling die verbiedt om tijdens een bezwaar tegen een (zelfs ambtshalve gevestigde) aanslag in de erfbelasting en tijdens de daarop volgende procedure voor de rechtbank middelen op te werpen, die ingaan tegen hetgeen werd vermeld in de aangifte of die ertoe strekken een vergeten passief als schuld in de nalatenschap te doen opnemen.
Ook een voorheen niet gevraagde vrijstelling kan alsnog worden gevraagd, zelfs indien de onachtzaamheid of de vergetelheid van de belastingplichtige de oorzaak zou zijn van dit alles. Het Hof stelt dat het definitief en onveranderlijk karakter van de aangifte geen algemeen rechtsbeginsel is.
Arrest van 19 december 2023
In de eerste zaak hadden de belastingplichtigen pas voor het eerst in de loop van de procedure voor de rechtbank verzocht om een rekening-courant als aftrekbaar passief in de nalatenschap op nemen. Het Hof ziet geen reden om deze rekening-courant, die een bestaande schuld was op het ogenblik van overlijden van de erflater, niet als passiefschuld in zijn nalatenschap te aanvaarden. Over het bestaan van de schuld op het ogenblik van overlijden en de cijfers bestaat immers geen betwisting. Dat deze schuld niet werd opgenomen in een aangifte van nalatenschap die tijdens de aangiftetermijn werd ingediend, vormt hiervoor geen beletsel.
Arrest van 10 september 2024
De tweede zaak ging over een langstlevende wettelijke samenwoner die als algemene legataris in samenloop is met de dochter van de erflater. De dochter eist haar erfrechtelijke reserve op. Beiden zijn elk voor 50% in volle eigendom gerechtigd op de nalatenschap.
De langstlevende wettelijke samenwoner stelt bezwaar in tegen de aanslag in de erfbelasting omdat Vlabel de aftrek van bepaalde schulden van de erflater, die blijken uit onderhandse schuldbekentenissen ten aanzien van zijn partner, heeft verworpen bij gebrek aan afdoende bewijs. Het bezwaarschrift wordt nadien aangevuld in functie van een dading die werd afgesloten tussen de langstlevende wettelijke samenwoner en de dochter van de erflater.
Er wordt een nieuwe aangifte van nalatenschap ingediend, waarin gemeld wordt dat de langstlevende wettelijke samenwoner gerechtigd is op 100 % van de onroerende goederen van de nalatenschap, in plaats van op 50 % van de volledige nalatenschap, zoals aangegeven in de eerste aangifte. De langstlevende wettelijke samenwoner verzoekt tevens om vrijstelling van erfbelasting met betrekking tot haar netto-aandeel in de gezinswoning (van de overledene).
Het bezwaarschrift wordt gedeeltelijk ingewilligd. De echtheid van de schulden wordt aanvaard. Het verzoek om rekening te houden met de afgesloten dading wordt niet aanvaard. Vlabel stelt dat de aangifte definitief is geworden sinds het verstrijken van de aangiftetermijn. Bijgevolg is zij niet meer vatbaar voor verbetering of wijziging. Het Hof gaat hier in zijn arrest van 10 september 2024 niet mee akkoord.
Het Hof behandelt vervolgens ten gronde de vraag van de langstlevende wettelijke samenwoner om alsnog vrijstelling voor de gezinswoning te krijgen. Zij slaagt er echter niet in te bewijzen dat het onroerend goed dat zij erft beantwoordt aan de definitie van gezinswoning, zoals voorzien in de Vlaamse Codex Fiscaliteit (art. 1.1.0.0.1, al. 7, 2° VCF), en kan bijgevolg geen aanspraak maken op de vrijstelling.