In een opmerkelijk arrest van 7 maart 2023 heeft het hof van beroep te Gent geoordeeld dat paardenfokkerij moet worden aanzien als een beroepswerkzaamheid, terwijl de belastingplichtige opperde dat het louter om een hobby gaat. Met de kwalificatie als beroepsinkomsten volgt het hof de rechtbank van eerste aanleg die eerder al het standpunt van de administratie volgde.
Waarover gaat het?
De belastingplichtige is actief als vrachtwagenchauffeur en nam in 2000 de hobby van paardenfokkerij over van zijn overleden vader. Uit een onderzoek voor het aanslagjaar 2016 meende de administratie te kunnen afleiden dat de hobby was uitgegroeid tot een professionele kwekerij. Zo heeft de kwekerij een gerenommeerd paard waarvan regelmatig zeer waardevolle veulens op de markt worden gebracht. Tussen 2010 en 2017 werden er 25 paarden geboren en tussen 2014 en 2017 werden er zeven verkocht en tien embryo’s ter beschikking gesteld. De aanwezige infrastructuur bestaat uit een buitenpiste, vier hectaren weilanden, enkele hectaren maïs, een vrachtwagen voor de paarden en elf paardenboxen. De administratie belast de netto-opbrengsten uit de activiteiten van de paardenfokkerij als beroepsinkomsten.
Arrest hof van beroep Gent 7 maart 2023: beroepswerkzaamheid
De belastingplichtige betwist de taxatie en de zaak wordt uiteindelijk voorgelegd aan het hof van beroep te Gent. Het hof onderzoekt of het al dan niet gaat om een beroepswerkzaamheid en of de toegepaste belastingverhoging van 50% verantwoord is.
Het hof vertrekt vanuit artikel 23 WIB dat het begrip ‘beroepsinkomsten’ definieert. Het stelt daarbij dat het niet noodzakelijk is dat de beroepsactiviteit een belangrijk deel van de beschikbare tijd van de belastingplichtige inneemt en dat de kwalificatie als beroepsinkomsten op basis van objectieve criteria gebeurt, los van de intenties van de belastingplichtige. Dat de belastingplichtige in casu in hoofdberoep vrachtwagenchauffeur is en zijn activiteiten zelf als een hobby beschouwt, staat dus de kwalificatie als beroepsinkomsten niet in de weg.
Op basis van de concrete elementen van het dossier besluit het hof dat het wel degelijk om beroepsinkomsten gaat. Ten eerste is er de infrastructuur, bestaande uit de paardenboxen en een twintigtal paarden alsook het georganiseerd karakter van het kweken. Ten tweede wijst het hof op het voortdurend en regelmatig karakter van de activiteit. Er worden namelijk jaarlijks meerdere veulens geboren en verkocht, waaraan de infrastructuur en organisatie ook zijn aangepast. Ten derde is er sprake van talrijke en onderling verbonden verrichtingen. Zo worden op de fokkerij alle stappen gezet om getalenteerde en verkoopbare sportpaarden te fokken, en worden de op de fokkerij geboren hengsten stelselmatig verkocht. De beweringen van de belastingplichtige dat zijn activiteiten niet met winstoogmerk worden uitgeoefend en zelfs globaal genomen verlieslatend zouden zijn, sluiten volgens het hof de kwalificatie van de inkomsten als beroepsinkomsten niet uit. Ook het feit dat de belastingplichtige de activiteiten niet uitsluitend met eigen middelen kon en kan uitoefenen, maar financiële hulp kreeg en krijgt, bevestigt volgens het hof de kwalificatie als beroepsinkomsten. Dat de belastingplichtige zijn activiteiten naar eigen zeggen beperkt wil houden tot maximum twintig paarden staat een kwalificatie als beroepsinkomsten evenmin in de weg.
De administratie faalt in bewijslast van bedrieglijk opzet
Volgens het hof faalt de administratie erin de op haar rustende bewijslast te leveren dat de belastingplichtige heeft gehandeld met bedrieglijk opzet op het ogenblik van het niet-indienen van de aangifte (hetgeen noodzakelijk is om een belastingverhoging van 50% toe te passen). Het hof acht het immers perfect mogelijk dat de belastingplichtige in de overtuiging verkeerde dat hij de inkomsten en kosten uit zijn paardenactiviteit niet moest aangeven. Zo nam de belastingplichtige in 2000 de hobby van zijn overleden vader over en heeft hij deze voortgezet, waarbij de activiteit en de op het domein aanwezige infrastructuur doorheen de jaren ongeveer hetzelfde bleven. Ook het gegeven dat het houden en fokken van paarden geregeld aanleiding geeft tot discussies met de administratie over het al dan niet beroepsmatige karakter, pleit volgens het hof in het voordeel van de belastingplichtige.
Opmerkelijk arrest
Zowel in de beoordeling van de kwalificatie als beroepswerkzaamheid als in de beoordeling van het bewijs van het bedrieglijk opzet bevat het arrest heel wat opmerkelijke argumenten. Nog opmerkelijk is dat dit arrest aanzienlijk strenger is voor de belastingplichtige dan een eerder arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 18 oktober 2022. In een eerdere nieuwsbrief (lees hier) schreven we al dat het hof had geoordeeld dat de aan- en verkoop van whisky door een whiskyverzamelaar past in het normaal beheer van het privévermogen en dus geen beroepsinkomsten noch diverse inkomsten uitmaakt. Deze keer slaat de slinger dus de andere kant uit.