Fiscaal misbruik: rechtbank fluit Vlabel terug

Wordt fiscaal misbruik een rariteit? Twee recente vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg te Gent over de inbreng in de huwgemeenschap of de wijziging van een huwelijksstelsel gevolgd door een schenking doen alleszins het beste vermoeden. In beide zaken werd de belastingplichtige in het gelijk gesteld. Fiscaal misbruik aantonen blijkt eens te meer een moeilijke opgave voor de fiscus.

Waarover gaat het?

In twee zaken moest de rechtbank van eerste aanleg te Gent beoordelen of er sprake is van fiscaal misbruik wanneer een schenking van onroerende goederen aan de kinderen door beide ouders plaatsvindt kort na een inbreng van die goederen in de huwgemeenschap door één van de ouders. Het schenken van onroerende goederen wordt immers belast aan een progressief tarief, waardoor de schenking vanuit de huwgemeenschap doorgaans leidt tot een lager tarief dan wanneer één ouder alleen zou schenken. De waarde van het geschonken goed waarop de schenkbelasting van toepassing is, wordt immers verdeeld onder beide ouders waardoor twee keer wordt genoten van de lagere tarieven. Op die manier betaalt de begiftigde minder schenkbelasting dan wanneer de schenking gebeurt door één schenker.

Fiscaal misbruik

De relevante bepaling inzake fiscaal misbruik waarover het hier gaat is artikel 3.17.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Deze algemene fiscale misbruikbepaling omvat een systeem van bewijs en tegenbewijs. De bepaling stelt dat het eerst aan de fiscus is om het bewijs te leveren dat een rechtshandeling of geheel van rechtshandelingen gedaan door de belastingplichtige een verrichting tot stand brengt waarbij hij ofwel zichzelf in strijd plaatst met de doelstellingen van een bepaling in de fiscale wetgeving, ofwel een belastingvoordeel verkrijgt die hiermee in strijd is. Pas wanneer de fiscus erin slaagt om dit bewijs te leveren, is het aan de belastingplichtige om het tegenbewijs te leveren, door andere motieven dan het ontwijken van belasting aan te halen die zijn handelen rechtvaardigt.

Uitspraken rechtbank Gent

Het eerste vonnis (8 juni 2021) betrof de inbreng door de man van onroerende goederen in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen, kort nadien gevolgd door een schenking van de blote eigendom van die goederen aan de kinderen. In deze zaak stelde de rechtbank dat de antimisbruikbepaling voor de fiscus slechts een bewijsmiddel is met een systeem van bewijs en tegenbewijs. Dat de bewuste opeenvolging van rechtshandelingen op de ‘zwarte lijst’ van Vlabel staat, ontslaat de fiscus niet – aldus de rechtbank – van haar verplichting om het objectief bewijs te leveren. De fiscus kon echter niet hard maken dat de opeenvolgende rechtshandelingen die leidden tot het doorbreken van de progressieve tarieven de doelstellingen van de wettekst frustreerden. De rechtbank meent immers dat de wettekst louter bepaalt dat de tarieven progressief zijn en hieruit geen doelstellingen kunnen worden afgeleid die haaks zouden staan op het doorbreken van die progressiviteit door in plaats van één schenking meerdere schenkingen te doen.

In het tweede vonnis (5 mei 2022) ging het over de wijziging door de echtgenoten van hun huwelijksvermogensstelsel van een stelsel van gemeenschap van aanwinsten naar een stelsel van algehele gemeenschap, waarna de blote eigendom van een onroerend goed aan hun dochter werd geschonken. Daar waar de rechtbank zich in het eerste vonnis voornamelijk richtte op het systeem van bewijs en tegenbewijs, achtte zij in dit geval dat niet eens tot de beoordeling van dergelijk systeem kon worden overgegaan, aangezien het niet de belastingplichtige zélf was die beide rechtshandelingen heeft gesteld. Artikel 3.17.0.0.2 VCF luidt immers als volgt: “Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt (…).” Volgens de strikte letter van de wet is het dus de belastingplichtige zélf die alle rechtshandelingen moet stellen, wat hier duidelijk niet het geval is. De dochter, als belastingplichtige van de schenking, heeft immers niet beide rechtshandelingen zelf gesteld, waardoor er niet kon worden besloten tot fiscaal misbruik.

Gevolgen

Dat het moeilijk is de doelstellingen van wetsbepalingen te achterhalen, was al langer duidelijk. Nu de rechter ook uitdrukkelijk bevestigt dat alle rechtshandelingen door de belastingplichtige zélf moeten worden gesteld vooraleer er eventueel sprake kan zijn van fiscaal misbruik, is eens te meer een nederlaag voor de fiscus. De – terecht – strikte toepassing van de wettekst en de antimisbruikbepaling biedt alleszins mogelijkheden om hiermee creatief om te springen. Tegen de vonnissen werd alvast in beroep gegaan door Vlabel. Wordt dus gegarandeerd vervolgd.

Recente nieuwsitems